Rapport legt structurele zwaktes bloot
Drie stevige rapporten in korte tijd, en toch blijft het stil waar het niet kan: in de klas. De Onderwijsinspectie op Curaçao oordeelt opnieuw dat het primair onderwijs niet aan de basisnormen voldoet. Het is geen incident en geen momentopname. Dit is een lijn die zich al een jaar of tien aftekent, met elke keer dezelfde rode draden: achterblijvende resultaten, wankele kwaliteitszorg, en beleid dat op papier bestaat maar in het lokaal niet landt.
Bestuurskundige en onderwijskenner Miguel Goede zegt het hardop: rapport na rapport wijst op dezelfde fouten, maar uitvoering blijft steken. Veel geld gaat naar onderzoek, weinig naar het omzetten van aanbevelingen in daden. Wie de bevindingen naast elkaar legt, ziet een haast voorspelbaar patroon: scholen en besturen wisselen plannen uit, de overheid bestelt evaluaties, maar cruciale randvoorwaarden – van financiering tot personeelsbeleid – veranderen nauwelijks.
De kernpunten zijn concreet. De financiering sluit niet aan bij de werkelijke kosten. Dat raakt alles: klasgrootte, materialen, ict, begeleiding van leerlingen die extra steun nodig hebben. Daarbovenop is het leerlingenaantal in de afgelopen jaren met zo’n 20% gedaald, vooral door minder geboorten en meer migratie. Minder leerlingen betekent minder bekostiging in een systeem dat op aantallen leunt, terwijl vaste kosten – salarissen, onderhoud, nuts – nauwelijks meebewegen. Deze knelpunten waren bekend, maar zijn niet structureel opgelost.
Dat tekort aan actie heeft gevolgen die je voelt in het lokaal. Leraren moeten méér doen met minder. Schoolleiders schuiven met roosters en formatie om gaten te dichten. Ouders merken dat ondersteuning voor taal, rekenen of gedrag vaker ontbreekt of tijdelijk is. En leerlingen? Die raken achterop, vooral wie thuis minder hulp of rust heeft. Als het fundament kraakt, stort niet alles meteen in, maar elke scheur wordt een risico voor later.
Er speelt iets groters mee: demografie en eilanddynamiek. Een kleinere lichting leerlingen lijkt op het eerste gezicht rustiger voor scholen, maar schijn bedriegt. De vaste lasten blijven, de expertise moet op peil blijven, en de brede zorg in de klas kost tijd en mensen. Tegelijk trekken talentvolle jonge leraren weg, of kiezen ze niet voor het onderwijs. Dat is geen verwijt, wel een realiteit. Zonder gericht personeelsbeleid en aantrekkelijke loopbanen red je het niet.
Kwaliteit draait niet alleen om geld. Het gaat om heldere doelen, effectieve instructie, en meten wat werkt. De inspectie signaleert dat veel scholen worstelen met interne kwaliteitszorg: plannen zijn er, maar het cyclisch verbeteren – doelen stellen, meten, bijstellen – is broos. Zonder betrouwbare data op school- en systeemniveau is bijsturen lastig. Standaardtoetsen, leerlingvolgsystemen en externe vergelijkingen zijn geen luxe; ze zijn een stuur in mistig weer.
Er is nog een complexe factor: taal. Curaçao is meertalig, met Papiamentu, Nederlands en Engels die elk een plek opeisen. Dat rijkdom is, maar vraagt doordacht taalbeleid. Welke taal gebruik je voor instructie in de vroege jaren? Hoe borg je leesbegrip als leerlingen schakelen tussen talen? Scholen zoeken hier al jaren naar een stabiele lijn. Zonder consistentie in aanpak verlies je kostbare leertijd en motivatie.
Dan de infrastructuur. Wie wel eens in oudere schoolgebouwen komt, ziet wat achterstallig onderhoud betekent: hitte in lokalen, gebrekkige ventilatie, ict die hapert. Uitdagend leren vraagt een omgeving die meewerkt. Een verouderd bekostigingsmodel houdt investeringen in gebouwen en digitale middelen vaak tegen of maakt ze projectmatig en incidenteel. Dat is dweilen met de kraan open.
Opvallend is dat de publieke discussie achterblijft. Als rapporten klaar zijn, verwatert de aandacht. Geen brede debatten, weinig open benchmark over resultaten per school, weinig zicht op welke interventies aantoonbaar werken. Transparantie schrikt soms af, maar het is dé manier om urgentie te voelen en vertrouwen terug te winnen. Laat zien welke scholen vooruitgaan, welke achterblijven, en wat er nodig is om de kloof te dichten.
De inspectie zet de problemen helder neer, maar de oplossing ligt zelden bij één partij. Het gaat om een keten: ministerie, schoolbesturen, pabo’s, leraren, ouders en leerlingen. Als één schakel niet meedoet, valt het geheel stil. Juist daarom doen de herhaalde rapporten zo’n pijn: ze tonen dat het systeem als geheel niet van kleur verschiet, hoe vaak de alarmbel ook luidt.
Wat nu? Van papier naar praktijk
De vraag is niet of het kan, maar hoe en met wie. Zichtbare vooruitgang begint met keuzes die in het lokaal voelbaar zijn. Vijf stappen maken het verschil als ze tegelijk en met discipline worden opgepakt.
- Hervorm de bekostiging: van louter per-leerling naar een model dat vaste kosten dekt en extra weegt voor kwetsbare leerlingen. Leg wettelijk vast hoe vaak de bedragen worden herijkt, zodat inflatie en kostenontwikkeling niet achter de feiten aan hobbelen.
- Zet een lees- en rekenoffensief op, eilandbreed en tijdgebonden. Denk aan dagelijks leesonderwijs met bewezen methodes, intensieve begeleiding voor zwakke lezers, extra rekentijd in de onderbouw, en periodieke, gezamenlijke tussenmetingen. Klein beginnen kan, maar mét schaalbare plannen.
- Investeer in leraren: maak een meerjarig professionaliseringsprogramma met coaching in de klas, carrièremogelijkheden (bijvoorbeeld specialist taal/rekenen), en een gericht programma om zij-instromers te begeleiden. Bind ervaren leraren met extra verantwoordelijkheden en tijd.
- Standaardiseer kwaliteitszorg: alle scholen werken met dezelfde verbetercyclus, dezelfde kernindicatoren en een publiek dashboard op systeemniveau. Niet om te straffen, wel om koers te houden. Deel goede lessen tussen scholen, niet alleen op conferenties maar in klasbezoeken en co-teaching.
- Pak de basis op school aan: koele lokalen, werkende ict, en stabiele wifi. Richt een klein, snel fonds in voor urgent onderhoud en digitale basisvoorzieningen, met maximale doorlooptijd van aanvraag tot uitvoering.
Daarbovenop is consistent taalbeleid nodig. Kies een heldere lijn voor instructietaal per bouw, geef leerkrachten praktische handvatten voor meertalige didactiek, en monitor leesbegrip systematisch. Meertaligheid werkt als kracht als je het onderwijs eromheen strak organiseert; anders krijg je ruis en verlies je tempo.
Ook goed: begin met pilots, maar met een scherp plan. Selecteer een diverse groep scholen – groot/klein, stad/buitenwijk – en geef ze ruimte én begeleiding om het pakket aan maatregelen tegelijk uit te rollen. Zet vooraf meetpunten neer: waar staan ze nu, waar moeten ze over 12 en 24 maanden zijn? Werkt het, schaal dan op. Werkt het niet, bijsturen. Geen eindeloze “verkenningen”, wel doen en leren.
Het ministerie kan regie pakken zonder micromanagement. Stel een compact programmabureau in met doorzettingsmacht, maak één kalender met alle rapportage- en toetsmomenten, en schrap verplichtingen die geen effect hebben op leren. Minder papier, meer leertijd. Maak afspraken met schoolbesturen over prioriteiten en lever daar middelen tijdig bij.
Geld is niet de hele oplossing, maar zonder slim geld lukt het niet. Heroriënteer budgetten naar wat aantoonbaar werkt: leraren, leertijd, taal en rekenen, schoolleiderschap. Vermijd versnippering in kleine losse projecten. Bundel externe hulp – van experts tot materialen – in pakketten die scholen direct kunnen inzetten, met begeleiding op de werkvloer.
De eilanden in het Koninkrijk delen uitdagingen: kleinere cohorten, meertalige klaslokalen, beperkte arbeidsmarkt. Dat is geen excuus, wel context. Samenwerking met partners in de regio en in Europees Nederland kan helpen, mits het niet blijft bij workshops. Denk aan uitwisselingen van leraren voor een semester, gezamenlijke inkoop van leermiddelen, of gedeelde digitale oefenplatforms die aansluiten op het curriculum.
Een punt dat vaak vergeten wordt, maar hier hard nodig is: voorspelbaarheid. Scholen hebben rust nodig om te verbeteren. Stop met elk jaar nieuwe prioriteiten. Kies drie hoofddoelen – basisvaardigheden, lerarenkwaliteit, en schoolklimaat – en houd die minstens vier jaar vast. Alleen dan kun je effecten eerlijk meten.
En dan de olifant in de kamer: verantwoording. Laat zien waar het geld heengaat en wat het oplevert. Publiceer jaarlijks een kort, begrijpelijk overzicht per maatregel: hoeveel scholen, welke stappen, welke resultaten. Nodig ouders en leraren uit om mee te kijken. Transparantie creëert druk, maar ook vertrouwen als het wél vooruitgaat.
Tot slot, het perspectief dat telt: kinderen op Curaçao hebben recht op onderwijs dat hun leven groter maakt dan het eiland. Dat begint met veilig naar school gaan, goed leren lezen en rekenen, en les krijgen van leraren die de tijd, middelen en steun hebben om hun vak te doen. De inspectie heeft de feiten op tafel gelegd. De cirkel van rapporteren kan doorbroken worden als de sector samen kiest voor uitvoering en volhouden.
Het is niet ingewikkeld om te zien wat nodig is. Het is wel lastig om het consequent te blijven doen, zeker als resultaten tijd kosten. Maar elke maand zonder actie kost leerlingen kansen die je niet zomaar inhaalt. Daarom is het tijd dat kabinet, schoolbesturen en uitvoerders één lijn pakken en zich laten afrekenen op mijlpalen. Noem het een contract met de klas. Wie het ondertekent, moet leveren.
Als verslaggever hoor ik dezelfde verzuchting op scholen: “We willen best veranderen, maar we willen ook dat het deze keer afgemaakt wordt.” Die vraag is niet onredelijk. Het derde alarmerende rapport in korte tijd is geen papieren storm. Het is een uitnodiging om eindelijk te bouwen aan een stabiel, eerlijk en effectief Curaçao onderwijs, waarin elk kind vooruitkomt en elke leraar het verschil kan maken.